Misschien zijn we JUIST NU we ‘VAN’ ALLES … van alles VINDEN pas ECHT IETS VERLOREN

Auteur: 

  • Merel Morre
EDDIS
24/03/23

Vrijdag FILOSOFIE
 

Chronos en Kairos

Een paar jaar geleden publiceerden twee collega’s Ignace Glorieux en Julie Verbeylen (van de ondertussen overleden Caroline Pauwels), de resultaten van een groot tijdsbestedingsonderzoek bij de VUB-professoren. Wie deelnam, registreerde een week nauwgezet elke activiteit, zowel op als buiten het werk. Gemiddeld gaven de deelnemers aan dat ze 55uur per week werkten. Dat was, aldus de onderzoekers, vergelijkbaar met de werkdruk bij andere universiteiten en met die van Vlaamse zelfstandigen met personeel, die aangeven 56uur te werken.

Het overgrote deel van de VUB-professoren bleek overigens best tevreden, ondanks de lange werkweken. De vele werkuren vonden ze niet problematische. Wel omgevingsfactoren als tijdsdruk, onduidelijkheid van de taak, gebrek aan autonomie bij de uitvoering van het werk en onvoldoende steun van de collega’s.

Hard en veel werken hoeft op zich geen probleem te zijn. Volgens Marx is de mens van nature zelfs een homo faber en is arbeid een vorm van zelfverwezenlijking. Als werk echter zinloos lijkt of als we het gevoel hebben er geen greep in te hebben, dan treedt vervreemding in. Het moet vreselijk zijn om jaar in jaar uit werk te doen dat je als sleur, als een beproeving ervaart. Om altijd weer uit te kijken naar het weekend, naar de jaarlijkse vakantie. Die vrije tijd moet dan compenseren wat je tijdens de werkweek mist. Dan moet er met volle teugen worden genoten, moet er van alles worden beleefd en moet het allemaal perfect zijn. Stressen, om daarna weer het dagelijkse gareel op te nemen. Treurig.
De Nederlandse filosofe Joke Hermsen herinnert ons aan het onderscheid dat de oude Grieken maakten tussen Chronos en Kairos. Chronos was de god van de kloktijd, die de uren telt en daarmee orde en structuur in de wereld aanbrengt, maar ons ook het patroon van de eeuwige herhaling van hetzelfde oplegt. Hij vertegenwoordigt, zoals Herman schrijft ‘de praktische tijd waarmee we de wereld inrichten, afspraken maken en agenda’s bijhouden’.

Kairos was de god van het geschikt moment, van de tijd die ertoe deed, die kansen bood of voor een doorbraak wist te zorgen. Hij vertegenwoordigt ‘al die bevlogen momenten van schoonheid, inzicht en daadkracht die het leven bijzonder maken’. Chronos staat voor de kwantitatieve, lineaire tijd van de herhaling; Kairos voor het kwalitatieve moment dat voor verandering kan zorgen.

Vandaag hebben we de neiging Kairos te verbannen naar het rijk van de vrije tijd. Na het werk en in de vakantie maken we plaats voor de dingen die kleur en inhoud aan het leven geven. Maar ook dan halen we weer de agenda’s en de lijstjes boven. En dat gaat ten koste van datgene waar het net om gaat: openstaan voor wat niet in te plannen valt, opgaan in het moment zelf.

Als je er het onderzoek van de Amerikaanse psycholoog Mihaly Csikszentmihalyi bijhaalt, dan stel je vast dat Chronos en Kairos niet samenvallen met respectievelijk werktijd en vrije tijd. Csikszentmihalyi populariseerde het concept ‘FLOW’, de mentale toestand waarin we volledig opgaan in onze bezigheden. Flow ervaar je wanneer je de klok uit het oog verliest. Wanneer je zo opgaat in wat dan ook, dat je verrast opkijkt wanneer je vaststelt dat het inmiddels een stuk later is geworden dan je dacht. De ene keer ervaar je flow op het werk, als je de tanden kan zetten in iets dat tezelfdertijd een uitdaging vormt, maar ook binnen je mogelijkheden ligt. Een andere keer wanneer je thuis een precisiewerkje uitvoert, een nieuw muziekstuk instudeert of tijden een flinke fietstocht.

Hard en veel werken hoeft flow niet in de weg te staan; vrije tijd kan behoorlijk vervelend of stresserend zijn. Het gaat erom je open te stellen voor de tussentijd, voor het ongeplande, voor het opgaan in het moment.

Flow lijkt wel verband te houden met persoonlijkheid en karakter. En flow slijt af als de uitdaging verdwijnt en iets routine wordt. Er zijn mensen die dat helemaal niet erg vinden: routine bevalt ze wel. Anderen raken verveeld, maar sommigen slagen er zelf in het werk wel weer spannend te maken.

Csikszentmihalyi wijst in deze context op wat hij de ‘autotelische persoonlijkheid’ noemt, van het Griekse autos, of ‘ZELF’, en telos, ‘DOEL’. Autotelische persoonlijkheden halen bevrediging uit een doel dat ze zichzelf zelf stellen. Wie autotelische is, legt zichzelf nieuwe doelen of uitdagingen op als het werk niet langer uitdagend is, of maakt zelf routineklussen boeiend door er bijvoorbeeld voor zichzelf een spelelement in te brengen.

Flow heeft veel te maken met een ingesteldheid, begrijp ik, met een houding tegenover het werk, de dingen, het leven. Sommige hebben die ingesteldheid van nature meegekregen, sommige door hun opvoeding. Maar anderen kunnen zich die houding ook eigen maken, is de geruststellende boodschap van Csikszentmihalyi.

Eigenlijk, komt het me voor, gaat het hier over het stimuleren van en ruimte laten voor verwondering bij alles wat je doet. Autotelische persoonlijkheden doorbreken voor zichzelf de voorspelbaarheid. Dat doen ze door in vraag te stellen wat vertrouwd is, door zichzelf uit te dagen de dingen met andere ogen te bekijken. Voor autotelische persoonlijkheden is alles, en dus ook werk, een vorm van zelfverwezenlijking, een manier om de grenzen weer te verleggen en nieuwe dingen te ontdekken.

Werk is niet altijd een pretje en soms moeten ook gewoon vervelende klussen worden geklaard. Maar ook dan maakt de houding waarmee we dingen te lijf gaan het verschil. Wie de GAVE van de BEWONDERING heeft meegekregen of wie zich de KUNST  van het VERWONDEREN eigen heeft gemaakt, VERVEELT zich niet gauw.
 

Bron: Uit een bijzonder mooi boekje ‘ode aan de verwondering’ – Caroline Pauwels – filosofie en literatuur in zakformaat.

Aantal keer bekeken

804