Karma (Sanskriet van de wortel kṛ, Pāli: Kamma) is een begrip uit het hindoeïsme en het boeddhisme, dat letterlijk vertaald wordt als 'handeling', 'actie' of 'daad'. In zowel het hindoeïsme als het boeddhisme omvat karma de fysieke en mentale acties van een individu die gevolgen hebben voor het leven en volgende levens door middel van reïncarnatie. In het dagelijks gebruik bedoelt men er vaak mee dat ‘alles wat we doen, denken of zeggen’ weer bij ons zelf terugkomt. Karma gaat dan over zowel de daad als over het gevolg dat uit die daad voortkomt. Strikt genomen echter, verwijst karma alleen maar naar het verrichten van daden, niet naar de gevolgen van die daden. Het gevolg van een daad wordt 'vipāka' genoemd.
Karma en zijn gevolg worden gezien als een natuurlijk principe, een wet van "actie en reactie". Er is dus geen god aan het werk die straft of beloont. Een goede daad heeft van nature goede gevolgen, slechte daden hebben van nature slechte gevolgen. Eigenlijk staat de wet van Karman (die het karma regelt) boven het onderscheid van goed en slecht: dus zonder oordeel daarover. Een betere duiding is daarom dat daden met een bepaalde karakteristiek gevolgen van dezelfde karakteristiek veroorzaken.
In het hindoeïsme heeft de term Dharma vooral betrekking op het juiste handelen, op de juiste tijd, op de juiste manier en om de juiste redenen volgens de universele wetten van de menselijke natuur wat tot tevredenheid, geluk en voorspoed zal leiden. Dharma omvat zowel de moraal van de mens als het streven naar ethiek, goedheid, rechtvaardigheid en zuiverheid. Voor hindoes houdt dit meestal in dat ze willen leven volgens de gedragsregels zoals die worden voorgeschreven in de Vedas en de Upanishads. Tulsidas, de auteur van de Ramcharitmanas, definieert de essentie van dharma als ‘mededogen’.